Theologie

Er schuilen vier gedaanten in mijn borst.

Duivel:
“Godverdegodver, heb ik een probleem! Ik dacht mijn goed, het kwaad, te verbreiden door ze rare beestjes te laten eten en met onzichtbare vijanden op te zadelen en kijk: ineens gaan ze een beetje verstandig zitten doen… Ik vorderde zo lekker met het veranderen van de aarde in de hel op aarde en kijk nou: herten in binnensteden en dolfijnen in de kanaaltjes van toeristeninferno Venetië… Zelfs de verwoestende aardolietrollen gooien het bijltje erbij neer. Ineens zijn mijn handlangers Poetin, Trump en Xi in gesprek wanneer ik ze bel. En waar hebben ze het over? Mondkapjes en ventilatiemachines! Dit gaat helemaal verkeerd… Maar ik ben koppiger en kwaadaardiger dan zij. Let maar op, ze zijn dit al te vredige interval zo weer vergeten, want er moeten winstdoelen gehaald en hypotheken en staatsschulden afgelost. Bovendien moet de wereld verbeterd worden voor hun vervloekte kinderen (zijzelf zijn al reddeloos verloren, hehheh). Ik maak me geen zorgen, want ik ken mijn pappenheimers.”

God:
“Mooi! Eindelijk bindt de mens een beetje in. De planeet haalt opgelucht adem, de lucht, het water en wat er over is van de bossen worden weer frisser. Vogels zingen en iedereen kan het horen want er is zoveel minder lawaai. Wel jammer dat ik er dat nare virusje voor heb moeten scheppen. Ik heb de mensen de vrijheid gelaten om een betere weg in te slaan en hoop dat ze nu eindelijk eens serieus gaan aanpakken. Misschien zelfs dat een enkeling iets ongehoords doet en zijn leven verandert. De planeet waarop hij leeft niet meer als een veroveraar en uitbuiter maar als een gast en smekeling benadert. Ik weet dat het een hele stap is, want mensen zijn banger om uit de pas te lopen en scheef aangekeken te worden door de buurman dan om met z’n allen naar de drommel te gaan. Maar omdat ik de god der liefde ben, ben ik verplicht te denken dat het goed zal komen.”

Demon:
“Ach, kijk ze nou toch eens… allemaal in paniek! En er was bijna niets voor nodig: ik hoefde alleen een idioot volk in te blazen dat hun potentie gebaat zou zijn bij het eten van de gemalen schubben van een of ander kruipend diertje. Geen enkele moeite om nog achterlijker idioten massaal op jacht daarnaar te laten gaan en hup, even mengen en roeren, ietsjes te kort koken en het soepje maakte de hele wereld ziek. Hahahahaha! Zie ze binnen zitten tandakken, benauwd om hun omzet en boos omdat hun lullige vakantie niet doorgaat. Werkelijk, beste fans, ik heb de tijd van mijn leven. En ik maak me geen zorgen of ze de crisis weer te boven komen. Het is zelfs in mijn belang dat ze dat doen, want die zogeheten klimaatontregeling waarmee ze zo lekker opschieten wordt het leukste feestje van allemaal. Stel je maar voor: wanneer de halve planeet onbewoonbaar is geworden en de ene helft van die schooiers ruimte bij de andere komt opeisen. Laat maar komen dat zogenaamde herstel, laat dat roofkapitalisme maar lekker doorwoekeren en laat die malle ecologie en die gemaakte soberheid van wie zich inbeeldt dat hij verstandiger moet leven vooral een marginaal verschijnsel blijven. Dat zal ook wel, want de mensen zijn hulpeloos gemaakt en hoe dan ook te dom om hun huid te redden.”

Engel:
“Misschien moet ik eens wakker worden. Eeuwenlang heb ik gedacht dat het niet mijn tijd was. De laatste twee daarvan heb ik mij niet kunnen vertonen, want mijn vleugels zouden geblakerd worden door het kolenstof, de dieseldampen of die vreselijke bosbranden overal. Ik kan niet wachten om te verschijnen en mijn werk te doen. De hemel weet dat het nodig is! We gaan de mensen weer vertellen wat goed voor ze is, want dat zijn ze duidelijk vergeten. Ik krijg er bijna zin in: van schouder op schouder springen en al die arme vervreemde wezentjes het goede nieuws vertellen: Kijk, het is helemaal niet moeilijk, alles wat je hoeft te doen is niets! Niemand dwingt je iets te maken, want er is al veel te veel: kijk eens goed waar al dat geproduceer je gebracht heeft. Ga lekker bij elkaar zitten en liggen en ontspan. Je bent gemaakt om van elkaar en de zon en de wind te genieten. De rest is duivelse inblazing…”

Verdwijnen in God, de compacte versie

Een van de meest anti-religieuze stukken van popenzoon Cioran, voor jullie gestroomlijnd en ingedikt, maar bepaald niet van zijn strekking ontdaan. Lees en huiver…
1.5 verdwijnen in God
Wie onaangetast wil blijven wordt belaagd door alles wat hij weigert. Zijn aandacht, zijn grootste voorrecht, wordt gekaapt door de verleidingen die hij wilde ontvluchten, en door valse mysteriën. Angsten, huiveringen, duizelingen brengen ons aan het wankelen, maar we gaan niet door de knieën, onze handen vouwen zich niet, wij kijken naar de hemel en zien niets… We bewaren ons wankele evenwicht, onze afkeer van vertoon. We glijden af, maar gaan nog niet ten onder en kapseizen niet in gebed, want Hij mag niet triomferen. Wij moeten zijn hoofdletter devalueren, ons hart moet onze huiver overwinnen.
Als dat wezen werkelijk bestond, als onze weekheid de overhand zou krijgen boven onze vastbeslotenheid, waarom zouden we nog volharden in ons denken? Onze moeilijkheden verdwenen, onze bevragingen gekalmeerd, onze verschrikkingen opgeheven? Veel te makkelijk! Ieder absolute, persoonlijk of abstract, is een goedkope poging om de problemen weg te moffelen, en hun oorzaak, de zintuiglijke paniek.
God is het heil-bij-donderslag, de vernietiging van onze trots, de dood van het individu, de geestelijke ontmanning bij gebrek aan ongerustheid. Is er groter verzaken dan het geloof? Ook zonder kan men nog een oneindigheid van dwaalwegen inslaan, maar laat niets ons tegenhouden te strompelen, te struikelen, en onze kop kapot te slaan tegen hemel en aarde!
De oplossingen die ons laffe voorgeslacht ons opdringt zijn het miezerigste verraad aan onze uitdaging tot intellectuele moed. Er bestaat een waardigheid die ons kan verhinderen te verdwijnen in God.

Sex en de zin van het leven

Na al mijn vrijblijvende beschouwingen over de menselijke dwaasheid en andere randverschijnselen wil ik nu eens proberen de kern te naderen…
Het grootste en vreselijkste probleem van deze tijd is niet alleen dat er teveel mensen zijn, maar vooral dat zo bitter weinigen van hen weten waarvoor ze leven.
Ik ga niet beginnen over het systeem waarin men gedwongen wordt zich te voegen, het kapitalistische dwaalspoor dat suggereert dat consumeren en bezit de sleutel tot welbevinden is; of de narcistische cultus van de bijzonderheid, die massa’s motiveert tot het najagen van toppunten van gekte die eerder alleen aan enkelingen voorbehouden waren…
Nee, ik wil het breder zien. De echte ziekte, de plaag die om zich heengrijpt en alleen een onnadrukkelijke elite van eigenwijze zelfdenkers nog niet heeft geïnfecteerd, is die van de noodzaak van een reden. Ik moet deemoedig toegeven dat dit niet geheel mijn idee is: het was de geniale musicus Foetus die me op het spoor zette, door in een van zijn nummers een klaaglijk ‘I need a reason te live…’ te laten horen.
Want verdomd, is het niet waar: waar spannen al die extremisten van de sport, de liefdadigheid, de kunst of alle andere schouwtonelen van menselijke waanzin zich anders voor in dan om hun horigheid aan de zin te onderstrepen?
Ik word kwaad en verdrietig van mensen die beweren dat ze met een reden op aarde zijn gezet. Wat een aanmatiging! Zullen we het simpel houden: je leeft omdat je ouders zich niet konden beheersen. Weerzin vervult me als iemand beweert dat hij een opdracht heeft in het leven. Je leeft omdat je daar plezier aan beleeft en als dat niet zo is, omdat je ergens op hoopt of de moed niet hebt om het te beeindigen. Ik word opstandig van mensen met een heilig moeten, geïncarneerde pakketjes opdringerige onzin, de hinderlijksten, peilloos stupide en oneindig schadelijk.
Ik kan nog enige tolerantie opbrengen voor het utilitaire standpunt: mensen willen graag nuttig zijn. Maar die hebben in deze tijd wel een groot probleem: het enige nuttige wat iemand nu nog kan doen, het enige waarmee de soort en de planeet als geheel geholpen zijn is een vermindering van het aantal der mensen. Au, hier botst de theorie wel erg hard met de praktijk van de bewijsdrang van de zinzoekers…
Het ware het beste, iedereen die serieus meent dat zijn leven pas zin heeft of heeft gehad als (vul hier iets idioots in…) onmiddellijk te deprogrammeren. Dat hoeft niet lang te duren, is niet moeilijk, er zijn geen jarenlange studies of overbetaalde vakspecialisten voor nodig om dit te doen.
Begin gewoon eens met om je heen te kijken, ga eens uit van de vroeger zo vanzelfsprekende banaliteit dat je onderdeel bent van iets omvattends, noem het de natuur, en zie: hebben al die plantjes en beestjes een reden nodig om te doen wat ze doen? Ah, juist… en waarom jij wel dan? Gut, maar wie heeft je dat dan aangepraat? Oh, je weet niet beter… maar is het dan niet nog beter om helemaal niets te weten, en dat zelfs zonder dat er een reden voor nodig is?
Zou je dit stukje ook gelezen hebben als het woord sex niet in de kop had gestaan? Ik ga niemand voor de gek houden: ook sex kan de mens niet van zijn zingevingsneurose genezen. Integendeel zelfs, want sex is een fopspeen, de gelubrificeerde glijbaan waarlangs de domoor zich tot voortzetting in de volgende generatie van de menselijke tragedie laat afzakken. Lekker, maar helaas. Er is maar een ding dat echt zin heeft: afzien van de jacht op het spook zin.

Weg met het recht

De mens heeft al een hoop onzin verzonnen om zichzelf te rechtvaardigen. De meeste argumenten zijn een rechtstreeks product van zijn woekerende zelfoverschatting, zijn aanmatiging zonder grenzen. Hij zou de kroon op de schepping zijn en op zijn minst de weg, de waarheid en het leven. Hij is groot en zijn idool, met een wonderlijk bescheiden woordje genaamd god nog groter. Maar er is een probleem, een geloofwaardigheidsprobleem… is de mens werkelijk de kroon op de schepping?
Wie om zich heen kijkt kan het niet ontgaan zijn: de planeet waarop wij leven is in moeilijkheden. Overstromingen of vulkaanuitbarstingen, bwah, die zijn nog te behappen: lokale verschijnselen met lokale gevolgen. Maar het gaat een stuk verder, er leeft een soort op deze planeet die zo schadelijk is dat het hele oppervlak erdoor wordt aangetast, er zijn processen gaande die het zelfs voor de sterkste en hardnekkigste wezens onmogelijk maken zich te handhaven. Hele streken raken onleefbaar door ingrepen in de processen van het planetaire klimaat. En de veroorzaker, de rat met een ego, de kakkerlak met twee ogen en oren, de luis met kinderen, een mobieltje en een huis heeft een kolossaal gebrek: hij denkt dat hij er mag zijn.
De oplossing is simpel: neem hem zijn aangematigde recht op leven af. Verdelg hem en zijn addergebroed, haal hem door de gehaktmolen en voer hem aan de haaien, de hyena’s en de varkens: meteen zal de aarde opbloeien. Plet hem met walsen, stamp hem fijn met heimachines, bestook hem met zwaar water: de planeet haalt opgelucht adem. Haal hem door de hakselaar, voer hem aan de karpers, verlicht hem met royale porties gammastralen: zie de wereld blinken in herwonnen pracht. Geef de planeet terug aan de schepping, pak de mens dat bespottelijke recht op leven af. Hij heeft het nergens aan verdiend.

Weg met de gelovige!

Het kan geen toeval zijn dat juist de zoon van een geestelijke zo tekeer kon gaan tegen alle vormen van geloof. Pure krankzinnigheid, maar dan gewettigd door traditie en het conformisme, bange mensen eigen…

Hieronder de afrekening van Cioran met wie zich aanmatigde in al zijn miezerigheid door het wonder van het gebed naar God te kunnen reiken. In de laatste zinnen verbergt het een compleet, uitgebeend, fascinerend nihilistisch wereldbeeld… Lees en huiver!

 

1.73 De arrogantie van het gebed

Wanneer men aan de grens komt van de monoloog, aan de randen van de eenzaamheid, verzint men – bij gebrek aan andere gesprekspartner – God, supreem voorwendsel van dialoog. Zolang u Hem noemt is uw krankzinnigheid goed vermomd, en… alles is u geoorloofd. De ware gelovige onderscheidt zich nauwelijks van de waanzinnige; maar zijn waanzin is legaal, toegestaan; hij zou in een gekkenhuis eindigen als zijn afwijkingen vrij waren van enig geloof. Maar God dekt ze, maakt ze gewettigd. De hoogmoed van een veroveraar verbleekt naast het vertoon van een vrome die zich tot de Schepper richt. Hoe kan men zoveel durven? En hoe kan de bescheidenheid een deugd van de tempels zijn, als een oud besje, dat het Oneindige binnen haar bereik waant, door het gebed opstijgt tot een niveau van vermetelheid waarop geen tiran ooit aanspraak heeft gemaakt?
Ik zou de wereldheerschappij opofferen voor één enkel moment waarop mijn samengevouwen handen de grote Verantwoordelijke voor onze raadselen en onze banaliteiten konden aanroepen. Toch maakt dit moment de dagelijkse gesteldheid uit – en als ware het de officiële tijd – van onverschillig welke gelovige. Maar wie werkelijk bescheiden is zegt bij zichzelf: “Te nederig om te bidden, te lusteloos om de drempel van een kerk te overschrijden, neem ik genoegen met mijn eigen schaduw, en wil geen capitulatie van God voor mijn gebeden.” en tot hen die hem de onsterfelijkheid aanbieden, antwoordt hij: “Mijn trots is niet onuitputtelijk: zijn middelen zijn beperkt. U denkt, in naam van het geloof, uw ik te overwinnen; in feite wenst u het te vereeuwigen, want deze levensduur is u niet genoeg. Uw hoogmoed overstijgt in raffinement alle wereldse ambities. Welke droom van glorie, vergeleken bij de uwe, ziet er niet uit als bedrog en rook? Uw geloof is niets anders dan grootheidswaan, getolereerd door de gemeenschap, omdat hij verborgen wegen kiest; maar uw stoffelijkheid is uw enige obsessie: verzot op eeuwigheid vervolgt u de tijd die haar verstrooit. Alleen het hiernamaals is ruim genoeg voor uw inhaligheid; de aarde en haar momenten schijnen u te breekbaar. De megalomanie van de kloosters overstijgt alles wat de weelderige koortsen van de paleizen ooit verzonnen. Wie niet toegeeft dat hij niets is is een geesteszieke. En de gelovige is van allen het minst geneigd om dat toe te geven. De wil om voort te duren, zo ver doorgedreven, verbijstert mij. Ik weiger de zieke verleiding van een oneindig ik. Ik wil me wentelen in mijn sterfelijkheid. Ik wil normaal blijven.”

(Heer, geef mij het vermogen om nooit te bidden, bespaar mij de gestoordheid van iedere adoratie, houd mij verre van deze verleiding tot liefde die me voor altijd zou overleveren aan U. Laat de leegte zich uitstrekken tussen mijn hart en de hemel! Ik wil niet dat mijn woestijnen worden bevolkt met uw aanwezigheid, mijn nachten getiranniseerd door uw licht, mijn Siberië gesmolten onder uw zon. Eenzamer dan u, wil ik mijn handen schoon houden, in tegenstelling tot de uwe die voor eeuwig vuil werden door het boetseren van de aarde en de inmenging in wereldse zaken. Alles wat ik vraag aan uw domme almacht is respect voor mijn eenzaamheid en mijn kwellingen. Ik heb niets te maken met uw woorden; ik vrees de waanzin die ze mij zou laten horen. Maak mij het verstilde wonder deelachtig van voor het eerste ogenblik, de vrede die u niet kon verdragen en die u aanzette tot het aanbrengen van een bres in het niets om er deze kermis der tijden te openen, en om mij zo te veroordelen tot de wereld, – tot de vernedering en de schande van het zijn.)